In de rubriek ‘10 vragen over’ beantwoorden experts veelvoorkomende vragen over een bepaald onderwerp. Test je kennis met de onlinetoets.
Er zijn steeds meer ouderen die vallen. Vaak zijn er meerdere behandelbare factoren aanwezig. Maar is er bij elke oudere die valt een multifactoriële valanalyse nodig? En wie doet dan wat?
Toets voor nascholing
Aan dit artikel is een toets gekoppeld waarmee je nascholingspunten kan verdienen. De toets is beschikbaar tot 22 april 2027.
Overzicht van te behalen accreditatiepunten
Specialisme | Punt(en) |
---|---|
Alle BIG-erkende specialismen | 1 |
- Deze toets geldt voor alle BIG-erkende specialismen en levert je 1 nascholingspunt op. De toets is geaccrediteerd door ABAN, NAPA, KNMP en NVZA.
- De toets telt mee binnen en buiten het eigen vakgebied voor medisch specialisten, huisartsen, sociaal geneeskundigen,specialisten ouderengeneeskunde, apothekers en physician assistants. De accreditatie geldt niet voor verpleegkundig specialisten.
- De toewijzing van punten verloopt via PE-online (het herregistratiesysteem) na het invullen van je BIG-nummer.
Samenvatting
Vallen is een veelvoorkomend probleem bij ouderen. De gevolgen kunnen groot zijn, zowel in persoonlijk leed als in maatschappelijke zorgkosten. Er is een breed scala aan onderliggende én behandelbare oorzaken. Zo kan een val een alarmsignaal zijn van een urgent ziektebeeld dat op een atypische manier tot uiting komt. De nationale richtlijn ‘Preventie van valincidenten bij ouderen’ adviseert om bij iedere oudere die zich met een acute val bij een zorgverlener meldt, een multifactoriële valrisicobeoordeling te verrichten. Dat gebeurt in de praktijk nog onvoldoende. In dit artikel bieden we de SEH, huisartsenposten en eerste lijn een aantal handvatten voor de evaluatie van het valrisico, mogelijke behandelingen en criteria voor verwijzing naar de tweede lijn.
In de huisartsenpraktijk is valpreventie extra aanbod, geen basiszorg
Beste auteurs,
Bedankt voor dit overzichtelijke artikel.
Ik wil graag stilstaan bij de alinea waarin de inschatting van het valrisico volgens de richtlijn wordt uitgevoerd bij alle ouderen in een huisartsenpraktijk, bij voorkeur door de POH ouderen.
De Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) heeft een duidelijk standpunt ingenomen over de rol van de huisarts in de ketenaanpak valpreventie. Zij pleiten er zeker niet voor om de inschatting van het valrisico te laten doen door de huisarts (of POH ouderen, die doorgaans in dienst is van de huisarts). De LHV vindt ook dat de valpreventie extra aanbod is, dus geen basiszorg. Regionaal kunnen afspraken gemaakt worden, o.a. ook met paramedici in de eerste lijn. Bij een afwijkende test verwijst de huisarts na overleg en/of vervolgonderzoek door de tweede lijn. Terzijde, uiteraard is de rol van de huisarts met betrekking tot vallen van groot belang indien een patiënt zich meldt met een val of gerelateerde klacht, welke het valrisico verhoogt. Maar niet in de meer preventieve sfeer zoals voorgesteld in de richtlijn en uw artikel.
Er spelen diverse andere factoren. Ik citeer letterlijk de volgende tekst van de LHV, september 2024: Gemeenten hebben geld gekregen voor het opsporen van ouderen met een verhoogd valrisico en het aanbieden van een beweegaanbod voor ouderen met een laag tot matig valrisico (bv groepscursussen). VWS heeft een overzicht over welke gemeenten aan de slag zijn, maar niet wat ze precies doen (welk aanbod van beweeginterventies er is, welke afspraken er precies zijn met bv huisartsen). Er lijken nog weinig regionale contracten en afspraken met zorgverleners te zijn gemaakt voor patiënten met een hoog valrisico.
De ervaring leert dat zowel de preferente zorgverzekeraar als de gemeente de val, excuus, de bal bij ons als huisartsen wil neerleggen. Het antwoord laat zich raden.